Uitspraak
1.De procedure
2.Beoordeling van het verzoek
3.Beslissing
10 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend bij de Hoge Raad, dat is ingeschreven onder nummer 25/03448. Dit verzoek volgde op een eerder ingediend beroep in cassatie in een belastingzaak, genummerd 25/01069. Verzoeker ontving op 18 september 2025 bericht dat er op 26 september 2025 uitspraak zou worden gedaan in de belastingzaak. Het wrakingsverzoek is ingediend met de stelling dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen worden geschaad, maar het verzoek bevatte geen specifieke feiten of omstandigheden die deze vrees onderbouwden. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek niet voldeed aan de motiveringseisen zoals gesteld in artikel 8:16 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer kan een verzoek om wraking niet in behandeling nemen als het niet is gemotiveerd, zoals ook is vastgelegd in artikel 2.3.2 van het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad. Aangezien het verzoek niet specifiek was en geen objectief gerechtvaardigde vrees voor onpartijdigheid bevatte, werd het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 10 oktober 2025.