Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
14 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 oktober 2023. De verdachte, geboren in 1978, was aangeklaagd voor seksueel misbruik van twee minderjarige kinderen die regelmatig bij hem en zijn partner logeerden en aan zijn zorg waren toevertrouwd. De advocaat van de verdachte, M.S. Rozenbeek, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar dit is per post gedaan en niet via het vereiste webportaal. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de schriftuur in strijd is met artikel 432a van het Wetboek van Strafvordering en het Procesreglement van de Hoge Raad, omdat de raadsman niet de juiste procedure heeft gevolgd. Ondanks dat de raadsman de gelegenheid heeft gekregen om het verzuim te herstellen, is hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.