ECLI:NL:HR:2025:146
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake beschikking sectorindeling werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X1] B.V., [X2] N.V., [X3] B.V. en [X4] B.V. (hierna: belanghebbenden) tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbenden hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 december 2022, waarin de nrs. 21/01646 en 21/01775 tot en met 21/01777 zijn behandeld. De zaak betreft een beschikking over de sectorindeling voor de werknemersverzekeringen. De belanghebbenden zijn vertegenwoordigd door B.W. Jorissen, terwijl de Staatssecretaris wordt vertegenwoordigd door [P]. Na het indienen van een verweerschrift door de Staatssecretaris, hebben de belanghebbenden een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. Het is niet nodig voor de Hoge Raad om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.