ECLI:NL:GHAMS:2022:3692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
21/01646, 21/01775 tot en met 21/01777
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoeken tot indeling in sector 12 door de inspecteur van de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om de afwijzing door de inspecteur van de Belastingdienst van verzoeken van belanghebbenden om ingedeeld te worden in sector 12 (Metaal- en technische bedrijfstakken). De belanghebbenden, die deel uitmaken van een concern, hebben bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de inspecteur, die hen had ingedeeld in sector 45 (Zakelijke dienstverlening III). De inspecteur had de verzoeken afgewezen op basis van de feitelijke werkzaamheden die de belanghebbenden verrichten, die volgens hem niet overeenkomen met de werkzaamheden die onder sector 12 vallen. Het Hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de inspecteur de verzoeken terecht heeft afgewezen. Het Hof oordeelt dat de werkzaamheden van de belanghebbenden, zoals holdingactiviteiten, ICT, groepsadministratie en autoverhuur, niet kunnen worden gekwalificeerd als werkzaamheden die onder sector 12 vallen. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de inspecteur niet verplicht was om een onderzoek op locatie uit te voeren, aangezien er geen verschil van inzicht was over de feitelijke werkzaamheden. De verzoeken van de belanghebbenden zijn ongegrond verklaard, en het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerken 21/01646, 21/01775 tot en met 21/01777
20 december 2022
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de beroepen van
[X] ., [XX] ., [XXX] . en [XXXX] ., allegevestigd te [Z] , belanghebbenden,
(gemachtigde: mr. B.W. Jorissen)
tegen de uitspraken op bezwaar van 13 augustus 2021,
in het geding tussen
belanghebbenden
en
de inspecteur van de Belastingdienst,kantoor [Z] , Bureau Indelingszaken, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft bij beschikkingen van 21 januari 2021 de verzoeken van belanghebbenden tot wijziging, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013, van de sectoraansluiting bij sector 12 (Metaal- en technische bedrijfstakken) afgewezen.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur de bestreden beschikkingen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbenden hebben daartegen beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.4.
De inspecteur heeft op 19 september 2022 per e-mail nadere stukken ingediend, welke in afschrift aan belanghebbenden zijn verstrekt.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbenden zijn alle onderdeel van de [XX] met als moedervennootschap [XX] . Belanghebbenden zijn op basis van conversiegegevens van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 1 januari 2006 door de inspecteur van rechtswege aangesloten bij sector 45: Zakelijke dienstverlening III.
2.2.
Het grootste deel van de overige vennootschappen van de [XX] houdt zich bezig met het uitoefenen van het dealerbedrijf – de in- en verkoop van nieuwe en gebruikte automobielen en het onderhoud en de reparatie daarvan – en is aangesloten bij Sector 12: ‘Metaal- en Technische Bedrijfstakken’.
2.3.
Naar aanleiding van het verzoek om op grond van artikel 5.4, lid 1, van de Regeling Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de Regeling Wfsv) te worden aangesloten bij sector 12 (een zogeheten concernaansluiting) heeft [A] , destijds controlemedewerker bij de Belastingdienst, op 27 juli 2018 een indelingsonderzoek uitgevoerd. De bevindingen zijn opgenomen in een rapport opgemaakt op 7 augustus 2018. In dit rapport zijn de werkzaamheden die belanghebbenden in het maatschappelijk verkeer uitoefenen als volgt omschreven:

[XXXX] .(…)
Werkgever richt zich op het faciliteren van de [XX] . Betreft het onderhouden van gebouwen, IT afdeling, groepsadministratie en receptionistes.(…)
[XXXX] .(…)
Werkgever richt zich op het faciliteren van de [XX] . Betreft het onderhouden van gebouwen, IT afdeling, groepsadministratie en receptionistes.(…)
[XX] .(…)
Werkgever is de overkoepelende vennootschap van de [XX] . Werkgever stuurt alle binnen de [XX] aan. Alle belangrijke beslissingen worden genomen op het hoofdkantoor van de [XX] . (…)
[XXX] .(…)
Werkgever heeft als activiteit het zich richten op dagverhuur, om voor korte termijn personenvoertuigen, personenbussen of bedrijfswagens te huren. (…)”
2.4.
Bij beschikking van 7 augustus 2018 met als ingangsdatum 1 juni 2018 heeft de inspecteur het verzoek van belanghebbenden om concernaansluiting (zie 2.3) toegewezen. De daarbij door belanghebbenden verzochte terugwerkende kracht (tot 1 januari 2013) heeft de inspecteur echter niet toegekend. Het tegen deze beschikking (in het bijzonder tegen de ingangsdatum) gemaakte bezwaar is door de inspecteur op 23 oktober 2019 afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is door dit Hof ongegrond verklaard bij uitspraak van 23 maart 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:877).
2.5.
Op informatieverzoeken van de inspecteur hebben belanghebbenden (vertegenwoordigd door [B] , financieel directeur van de [XX] ) op 9 december 2020, voor zover van belang, over hun feitelijke werkzaamheden de volgende informatie verstrekt:
“ [X] . heeft nagenoeg geen zelfstandige bedrijfsactiviteiten en geen externe omzet. De werknemers van [X] . zijn vooral werkzaam voor [C] . En in mindere mate ook voor [D] en [E] (…). De economische werkelijkheid is dat de werknemers van [X] . in wezen werknemers zijn van [C] , waarvoor zij vooral managementfuncties, en in beperkte mate staffuncties, vervullen.”
“De werknemers van [XXXX] zijn werkzaam op de volgende afdelingen:
Afdeling CRM: [F] CRM staat voor communicatie, relatiebeheer en marketing; deze afdeling brengt alle producten en diensten van de werkmaatschappijen van [F] onder de aandacht aan de grootzakelijke markt, en maakt zo verbinding tussen de grote (externe) leasemaatschappijen van [F] .
Afdeling ICT:zorgt voor de ICT-omgeving en -dienstverlening van de werkmaatschappijen van [F] functioneel en betrouwbaar zijn. Onder ICT wordt verstaan de computer- en communicatie hardware en -infrastructuur van [F] . [F] ICT houdt zich tevens bezig met verdere professionalisering van de ICT binnen de werkmaatschappijen van [F] , waaronder beveiliging, cloudoplossingen, data-analyses en data continuity. Deze functies ondersteunen enerzijds dat de basisadministratie- en communicatie goed verloopt (autoverkopen en onderhoudsafspraken administreren, facturatie uitvoeren, onderlinge communicatie) en anderzijds dat de cliënt die een auto wil kopen of leasen of wil laten onderhouden of repareren, zich beter bediend weet dan bij de concurrenten.
Afdeling HRM:is voornamelijk verantwoordelijk voor de personeels- en salarisadministratie van de groepsmaatschappijen, maar ontwikkelt en coördineert ook HRM strategieën, -beleid en -procedures. Feitelijk houdt dit in dat [F] ‘de slag op de arbeidsmarkt’ wint en doorlopend toegang heeft tot voldoende en goed personeel voor de autodealer- en aanpalende activiteiten, en dat de achterliggende logistiek naar behoren wordt uitgevoerd.
Afdeling VGMbeheert het eigen en gehuurde vastgoed van de werkmaatschappijen van [F] , zoals de dealerlocaties en garages. De werkzaamheden variëren van regulier onderhoud tot het opstellen van meerjarenonderhoudsplannen, van het coördineren van verbouwingen tot het begeleiden van complete nieuwbouwprojecten. Dit vereist specialistische kennis over oa de inrichtingseisen aan een autowerkplaats of -dealerbedrijf, die extern beperkt beschikbaar is. [F] VGM ondersteunt en coördineert zodoende alle huisvestings- en bouwtechnische zaken van de groep en onderhoudt de contacten met de betrokken externe leveranciers.
Afdeling Inkoopbeheert de centrale inkoopcontracten van de werkmaatschappijen van [F] .
Naast de bovenstaande stafafdelingen is een aantal werknemers van [XXXX] werkzaam op de afdeling
administratie en secretariaatdie belast is met de administratie (waaronder de doorbelasting van de loonkosten en huisvestingskosten van werkmaatschappijen) en de coördinatie van de stafafdeling zelf. Daarnaast staan enkele managementleden van de werkmaatschappijen van [F] op de loonlijst bij [XXXX] dat zich aldus bezighoudt met een ‘dealerbedrijf’ in de breedste zin van het woord.”
“ [XX] . heeft nagenoeg geen zelfstandige bedrijfsactiviteiten en geen externe netto omzet. De werknemers van [XX] . zijn grotendeels werkzaam voor [C] en in mindere mate ook voor [D] en [E] . (…) De economische werkelijkheid is dan ook dat het merendeel van de werknemers van [XX] . in wezen werknemers zijn van [C] , waarvoor zij vooral directiefuncties, en in beperkte mate staffuncties, vervullen.”
“ [XXX] . beheert de autoverhuurvloot van [XX] en verzorgt de autoverhuur aan de [F] -klant. Merendeel van de verhuurauto’s wordt ingezet als vervangend vervoer voor [F] -klanten waarvan de auto voor onderhoud of schadeherstel is aangeboden bij [C] .”
2.6.
In de beslissingen (zie 1.1) op de verzoeken van belanghebbenden heeft de inspecteur, voor zover hier van belang, steeds de in 2.5 vermelde citaten (zakelijk) weergegeven en die beslissingen daarop gebaseerd. In deze beslissingen is voorts onder andere het volgende vermeld:
In de beslissing voor [X] .:
“Uit de brief van [B] van 9 december 2020 blijkt dat het bedrijf van werkgever zich in het maatschappelijke verkeer bezighoudt met het faciliteren van de [C] .
De werknemers zijn in dienst van deze werkgever en het past bij de rol van een beheermaatschappij dat deze en de andere werkzaamheden ten behoeven van derde bedrijven (voor wie beheer wordt uitgevoerd) worden verricht.
Het grootste deel van de premieloonsom, namelijk 83%, heeft betrekking op de werkzaamheden die worden verricht door de afdeling ‘Directie & Management [C] ’. Het gaat hierbij onder anderen om de volgende functies: directielid, salesdirecteur, aftersalesdirecteur, vestigingsmanager of accountmanager (marketing & bewerking noodzakelijke markt) binnen [C] .
Overige werkzaamheden van werkgever betreffen ICT, groepsadministratie en HRM.
Nu het grootste gedeelte van de premieloonsom kan worden toegerekend aan managementtaken, kan werkgever worden gekwalificeerd als een beheersmaatschappij.
Een beheermaatschappij of holding houdt zich in de regel bezig met het op afstand leiden van, dus directie voeren over, werkmaatschappijen. Denk daarbij aan:
- het besturen van, het bewindvoeren over of het toezicht houden op werkmaatschappijen;
- het voeren van directie over werkmaatschappijen;
- het ondersteunen van directie van werkmaatschappijen;
- het voeren van financieel beheer.
Een beheersmaatschappij valt onder de werkingssfeer van sector 45. Zakelijke dienstverlening III, nu deze activiteit met naam is genoemd bij die sector en wel als onderdeel 7.
In de praktijk blijkt dat beheersmaatschappijen zich, zoals dat ook het geval is bij werkgever, naast de bovengenoemde werkzaamheden bezighouden met allerhande andere werkzaamheden ten behoeve van de werkmaatschappijen. Denk daarbij aan de personeelsadministratie, het geven van leiding, bemensen van de receptie, etc. Zolang de aard van deze werkzaamheden ook te rangschikken is onder sector 45 is dit niet van invloed op de sectorindeling. Bovendien is, zoals hiervoor vermeld, het grootste gedeelte van de premieloonsom van werkgever toe te rekenen aan het manage en de directievoering van [C] .”
In de beslissing voor [XXXX] :
“Uit de brief van [B] van 9 december 2020 blijkt dat het bedrijf van werkgever zich in het maatschappelijke verkeer bezighoudt met het faciliteren van de [XX] .
De werknemers zijn in dienst van deze werkgever en het past bij de rol van een beheermaatschappij dat deze en de andere werkzaamheden ten behoeven van derde bedrijven (voor wie beheer wordt uitgevoerd) worden verricht.
Werkgever verricht management- en staffuncties ten aanzien van de onderliggende werkmaatschappijen en kan worden gekwalificeerd als een beheermaatschappij.
Een beheermaatschappij of holding houdt zich in de regel bezig met het op afstand leiden van, dus directie voeren over, werkmaatschappijen. Denk daarbij aan:
- het besturen van, het bewindvoeren over of het toezicht houden op werkmaatschappijen;
- het voeren van directie over werkmaatschappijen;
- het ondersteunen van directie van werkmaatschappijen;
- het voeren van financieel beheer.
Een beheersmaatschappij valt onder de werkingssfeer van sector 45. Zakelijke dienstverlening III, nu deze activiteit met naam is genoemd bij die sector en wel als onderdeel 7.
In de praktijk blijkt dat beheersmaatschappijen zich, zoals dat ook het geval is bij werkgever, naast de bovengenoemde werkzaamheden bezighouden met allerhande andere werkzaamheden ten behoeve van de werkmaatschappijen. Denk daarbij aan de personeelsadministratie, het geven van leiding, bemensen van de receptie, etc. Zolang de aard van deze werkzaamheden ook te rangschikken is onder sector 45 is dit niet van invloed op de sectorindeling.”
In de beslissing voor [XX] .:
“Uit de brief van [B] van 9 december 2020 blijkt dat het bedrijf van werkgever zich in het maatschappelijke verkeer bezighoudt met het besturen van de [XX] . Werkgever kan worden gezien als de overkoepelende entiteit, waar alle belangrijke beslissingen worden genomen. Werkgever verricht bestuurstaken ten aanzien van de onderliggende werkmaatschappijen en kan worden gekwalificeerd als een beheermaatschappij.
De werknemers zijn in dienst van deze werkgever en het past bij de rol van een beheermaatschappij dat deze en de andere werkzaamheden ten behoeven van derde bedrijven (voor wie beheer wordt uitgevoerd) worden verricht.
Een beheermaatschappij of holding houdt zich in de regel bezig met het op afstand leiden van, dus directie voeren over, werkmaatschappijen. Denk daarbij aan:
- het besturen van, het bewindvoeren over of het toezicht houden op werkmaatschappijen;
- het voeren van directie over werkmaatschappijen;
- het ondersteunen van directie van werkmaatschappijen;
- het voeren van financieel beheer.
Een beheersmaatschappij valt onder de werkingssfeer van sector 45. Zakelijke dienstverlening III, nu deze activiteit met naam is genoemd bij die sector en wel als onderdeel 7.”
In de beslissing voor [XXX] .:
“Werkgever verricht autoverhuurwerkzaamheden voor klanten van de [XX] . Het merendeel van de verhuurauto’s wordt ingezet als vervangend vervoer voor klanten waarvan de auto voor onderhoud of schadeherstel is aangeboden bij [C] .
Een auto-(dag)-verhuuronderneming die zich bezighoudt met de voorziening in (betrekkelijk) kortdurende behoeften aan een auto, zoals dagverhuur aan particulieren (bijv. toeristen) of bedrijven, zoals garagebedrijven, die de huurauto tegen vergoeding beschikbaar stellen aan hun klanten, wanneer hun eigen auto voor reparatie of onderhoud gedurende korte tijd uit de roulatie is. Auto-(dag)-verhuurondernemingen ressorteren als verhuurinrichting onder de werkingssfeer van sector 17. Detailhandel en ambachten (onderdeel 8).”
2.7.
Ondanks de beoordeling van de inspecteur dat voor belanghebbende [XXX] . van rechtswege per 1 juli 2019 aangesloten diende te zijn bij sector 17, blijft deze aangesloten bij sector 12 vanwege het voordien toegekende verzoek tot de concernaansluiting (zie 2.4).
2.8.
Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbenden erkend dat de door de inspecteur gehanteerde omschrijving grotendeels overeenkomt met zijn eigen indruk van de door belanghebbenden uitgeoefende feitelijke werkzaamheden. Hij heeft hier, voor zover hier van belang, het volgende aan toegevoegd ten aanzien van:
[XXXX] .:
“(…) [hier] werken vooral de vestigingsmanagers (dit zijn 46 van de 55 werknemers).”
[XX] .:
“(…) dit is het topmanagement van de dealergroep. Drie controllers, twee juridisch medewerkers en vijf clustermanagers die feitelijk op de vestigingen zijn. Verder is de driekoppige groepsdirectie hier in dienst. (CEO, CFO en CCO).”
2.9.
Belanghebbenden hebben ter zitting van het Hof onder andere het volgende verklaard:
“Zoals uw Hof terecht opmerkt, ziet het beroep op het vertrouwensbeginsel alleen op de terugwerkende kracht van het verzoek om met toepassing van de concernregeling te worden ingedeeld in ‘de sector van de groep’, namelijk sector 12, dus niet op de stand-alone indeling die het onderwerp is van dit geding.”

3.Geschil

3.1.
In geschil is de vraag of de inspecteur de verzoeken van belanghebbenden te worden ingedeeld in sector 12 terecht heeft afgewezen. Indien het Hof tot de conclusie komt dat de inspecteur (een of meer van) deze verzoeken ten onrechte heeft afgewezen is het vervolgens de vraag of de verzochte aansluiting bij sector 12 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 dient te worden toegekend.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Beoordeling van het geschil

Sectorindeling
4.1.1.
Artikel 95, lid 1 en 2, (Sectorindeling) van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de Wfsv) houden in:
“1. Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën en nadat hij het UWV in de gelegenheid heeft gesteld daarover advies uit te brengen, wordt het bedrijfs- en beroepsleven ingedeeld in sectoren, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat en kan een sector worden onderverdeeld in sectoronderdelen, waarbij elk sectoronderdeel de bedrijfsactiviteiten van één of meer werkgevers omvat.
2. Indien een sector in sectoronderdelen is ingedeeld, stelt de inspecteur ten aanzien van elke bij de betrokken sector aangesloten werkgever bij voor bezwaar vatbare beschikking vast bij welk sectoronderdeel de werkgever behoort of bij welk sectoronderdeel de werkzaamheden die hij doet verrichten, behoren.”
Artikel 96 (Aansluiting bij sector) van de Wfsv houdt in:
“1. Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten.
2. Indien een werkgever werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren, is hij van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan premieplichtig loon betaalt of vermoedelijk zal betalen.
3. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kunnen met betrekking tot de aansluiting van een of meer categorieën werkgevers bij een sector regels worden gesteld, waarbij voor deze aansluiting andere criteria bepalend kunnen zijn dan genoemd in het eerste en tweede lid.”
4.1.2.
In bijlage 1 bij de regeling Wet financiering sociale verzekeringen (de regeling Wfsv) is omtrent de sector 12 (Metaal- en technische bedrijfstakken), voor zover van belang, opgenomen:
“(…) 8. Het motorvoertuigenbedrijf, waaronder te dezen wordt verstaan het bedrijf waarin één of meer van de hieronder genoemde werkzaamheden worden uitgeoefend:
a. het verrichten van herstellingswerkzaamheden aan automobielen, auto-onderdelen toebehoren, dan wel aan motorrijwielen, motorrijwielonderdelen of -toebehoren;
b. het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan automobielen, auto-onderdelen of -toebehoren, dan wel aan motorrijwielen, motorrijwielonderdelen of -toebehoren;
c. het voorzien van automobielen of motorrijwielen van motorbrandstoffen of smeermiddelen;
d. het wassen van automobielen;
e. het stallen van automobielen of motorrijwielen;
f. het afleveringsklaarmaken en aan het publiek verkopen van automobielen of motorrijwielen. (…)”
is omtrent de sector 17 (Detailhandel en ambachten), voor zover van belang, opgenomen:
“A. Detailhandel: (…) 8. Verhuurinrichtingen. (…)”
en is omtrent de sector 45 (Zakelijke Dienstverlening III), voor zover van belang, opgenomen:
“(..) 7. Beheersmaatschappijen. (…)”
Standpunten partijen
4.2.1.
Belanghebbenden stellen zich op het standpunt dat de inspecteur de verzoeken tot indeling in sector 12 niet had mogen afwijzen. Primair staan belanghebbenden daarbij een meer integrale, inhoudelijke toets voor. Waar de inspecteur enkel oog heeft gehad voor de feitelijke werkzaamheden van belanghebbenden menen zij dat hij de toets had moeten uitvoeren met oog voor de bedrijven waaraan de werkzaamheden van belanghebbenden bijdragen (de autodealerbedrijven van de andere werkgevers binnen de [XX] , welke, naar niet in geschil is, terecht zijn aangesloten bij sector 12). Belanghebbenden menen dat deze integrale toets tot indeling in sector 12 leidt aangezien de werkzaamheden die zij doen verrichten enkel in functie van het autodealerbedrijf van de andere werkgevers binnen de groep worden uitgevoerd.
4.2.2.
Indien de indeling in sector 12 op basis van de in 4.2.1 bedoelde toets de juiste is menen belanghebbenden dat deze indeling reeds (met terugwerkende kracht) vanaf 1 januari 2013 plaats dient te vinden.
4.2.3.
Subsidiair betogen belanghebbenden dat de inspecteur is tekortgeschoten in zijn onderzoek naar de werkzaamheden van belanghebbenden en dat dit tot de afwijzing van hun verzoek heeft geleid aangezien hij heeft nagelaten onderzoek op de locatie van belanghebbenden te verrichten. Meer subsidiair betogen belanghebbenden – zo begrijpt het Hof hen – dat de inspecteur zijn afwijzing onvoldoende heeft onderbouwd.
4.2.4.
Belanghebbenden hebben ter zitting van het Hof desgevraagd erkend dat het beroep dat zij deden op het vertrouwensbeginsel verband houdt met de ingangsdatum van de concernregeling (zie 2.3 en 2.4) en dat voor het onderhavige geschil door hen geen beroep op het vertrouwensbeginsel wordt gedaan.
4.3.1
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat hij van de belanghebbenden terecht heeft afgewezen. [X] ., [XX] ., en [XXXX] . zijn terecht ingedeeld in sector 45 en [XXX] . had moeten worden ingedeeld in sector 17.
4.3.2.
Sectoraansluiting dient plaats te vinden bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren die belanghebbenden als werkgevers doen verrichten, aldus de inspecteur. Het gaat daarbij om de feitelijke werkzaamheden die de werkgever zelf doet verrichten en niet de werkzaamheden die de opdrachtgevers van de werkgever doen verrichten. Dit kan anders zijn bij een concernaansluiting (zie 2.4), maar daarvan is in het onderhavige geding geen sprake. Geen van de belanghebbenden dient op basis van de eigen, feitelijke werkzaamheden aangesloten te worden bij sector 12. De inspecteur wijst naar de onderbouwing van zijn beslissingen van 21 januari 2021 (zie 2.6).
4.3.3.
In zijn nader stuk van 19 september 2021 heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat, indien belanghebbenden in het gelijk zouden worden gesteld in hun standpunt dat zij van rechtswege hadden moeten worden aangesloten bij sector 45, terugwerkende kracht van die aansluiting tot 1 januari 2014 op zijn plaats zou zijn.
4.3.4.
De inspecteur stelt zich voorts op het standpunt dat een onderzoek op locatie bij belanghebbenden niet geboden was aangezien hij alle benodigde feitelijke informatie voor zijn beoordeling voorhanden had. Ook acht hij de motivering van zijn beslissingen adequaat.
Oordeel Hof
4.4.
Bij de beoordeling of de inspecteur de verzoeken van belanghebbenden tot aansluiting bij sector 12 terecht heeft afgewezen stelt het Hof het volgende voorop. Volgens artikel 96, lid 1, Wfsv is een werkgever van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95, lid 1, Wfsv vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. Indeling in een sector geschiedt naar de aard van de door de werkgever verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die (de onderneming van) de werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult (Hoge Raad 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:710).
4.5.
Het Hof stelt vast dat partijen geen verschil van inzicht hebben ten aanzien van de feitelijke werkzaamheden die belanghebbenden doen verrichten. Omschrijvingen daarvan zijn afkomstig van belanghebbenden zelf (zie 2.5) en zijn door de inspecteur nagenoeg woordelijk overgenomen ter onderbouwing van de afwijzingen (zie 2.6). De aanvullingen op deze omschrijvingen die belanghebbenden ter zitting nog hebben gedaan (zie 2.8) doen aan de aard van de verrichte werkzaamheden niet af. Het Hof gaat dan ook uit van de juistheid en volledigheid van deze omschrijvingen, inclusief de aanvullingen.
4.6.
Het betoog van belanghebbenden voor indeling in sector 12 (Metaal- en technische bedrijfstakken) volgt het Hof niet. Immers, de aard van de werkzaamheden die belanghebbenden doen verrichten (zoals onder 2.3 t/m 2.5 omschreven, kort gezegd holding activiteiten, het onderhoud van gebouwen, ICT, groepsadministratie en receptie, en de (dag)verhuur van personenauto’s en bedrijfswagens) en de functie die deze ondernemingen in het maatschappelijk verkeer vervullen, verschilt te veel van de bedrijven die terecht in sector 12 (Metaal- en technische bedrijfstakken) zijn ingedeeld. De werkzaamheden van belanghebbenden zijn bepaald niet aan te duiden als een motorvoertuigenbedrijf zoals in deze bijlage omschreven.
4.7.
Daarbij overweegt het Hof dat de feitelijke werkzaamheden voor de sectorindeling bepalend zijn en niet, zoals belanghebbenden betogen, de sector waartoe de groepsvennootschappen behoren voor wie zij hun werkzaamheden verrichten. Het zijn deze feitelijke werkzaamheden (en de feitelijke maatschappelijke functie waartoe deze werkzaamheden leiden) die moeten worden vergeleken met de in een sector(omschrijving) opgenomen en vermelde bedrijfstakken en beroepsgroepen (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 14 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4124). Ook als ervan uit moet worden gegaan (zoals belanghebbenden stellen) dat zij (nagenoeg) uitsluitend werkzaamheden verrichten voor de autodealerbedrijven van de andere groepsvennootschappen, leidt dat niet tot een ander oordeel.
4.8.
Het subsidiaire betoog van belanghebbenden, dat de inspecteur onderzoek op de locatie van belanghebbenden had dienen te verrichten, volgt het Hof niet (nog daargelaten wat het gevolg zou zijn van een dergelijk onderzoek). Het Hof overweegt hiertoe dat partijen geen verschil van inzicht hebben ten aanzien van de feitelijke werkzaamheden die belanghebbenden doen verrichten (zie 4.5) en belanghebbenden (dan ook) niet hebben gesteld welke door de inspecteur voor zijn beslissingen gebezigde informatie onjuist is of welke informatie daarbij heeft ontbroken. Onder deze omstandigheden vermag het Hof, zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, niet in te zien waarom de inspecteur zijn beslissingen niet mocht nemen zonder een nader onderzoek op locatie van belanghebbenden te verrichten. Het Hof is voorts van oordeel dat de inspecteur zijn beslissingen voldoende heeft onderbouwd (zie 2.6), zodat ook het meer-subsidiaire standpunt van belanghebbenden faalt.
4.9.
Al hetgeen belanghebbenden overigens hebben aangevoerd brengt het Hof niet tot een ander oordeel.
4.10.
Aangezien het Hof aldus van oordeel is dat de verzoeken van belanghebbenden terecht zijn afgewezen zal hij voorbij gaan aan de vraag of toekenning van die verzoeken met terugwerkende kracht hadden moeten worden toegepast.

5.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten.

6.Beslissing

Het Hof verklaart de beroepen ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. JP.R. van den Berg, voorzitter, A.M. van Amsterdam en E.A.M. Huiskers-Stoop, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van
S.M.P. Harinandansingh, als griffier. De beslissing is op 20 december 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de
statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen
kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig
rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.