Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
30 september 2025.
Hoge Raad
Op 30 september 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 24/01581. De zaak betreft de verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van lokaalvredebreuk in de hal van het ministerie van Economische Zaken tijdens een demonstratie, zoals omschreven in artikel 139.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft verweer gevoerd dat de strafvervolging onverenigbaar zou zijn met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De advocaat W.H. Jebbink heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend, dat schriftelijk is toegelicht. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het cassatiemiddel slaagt, met verwijzing naar de redenen die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2025:1313). De Hoge Raad heeft de uitspraak van het gerechtshof Den Haag vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het hof voor herbehandeling. Deze uitspraak is gedaan in samenhang met andere zaken met nummers 24/01578, 24/01579, 24/01580, 24/01582, 24/01583, 24/01584 en 24/01632.