ECLI:NL:HR:2025:1402

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
24/03689
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van gekwalificeerde doodslag in Curaçao met vrijspraak in eerste aanleg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van gekwalificeerde doodslag in Curaçao, zoals omschreven in artikel 2:260 van het Strafrecht van Curaçao. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie ging in cassatie.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat H.M.W. Daamen de verdediging voerde en de advocaat-generaal V.M.A. Sinnige concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte over de bewezenverklaring van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad bevestigde dat het Hof op basis van de feiten en omstandigheden had kunnen oordelen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.

De Hoge Raad concludeerde dat de argumenten van de verdachte niet voldoende waren om de uitspraak van het Hof te vernietigen. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep werd verworpen, en dit arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/03689 C
Datum30 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 12 juli 2024, nummer H-24/21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat H.M.W. Daamen bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van – kort gezegd – gekwalificeerde doodslag.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 1.8 en 2.

3.Beoordeling van het tweede, het derde en het vierde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 september 2025.