Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
(...)
18. In het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX4153) is overwogen:
“(...) 2.7. Opmerking verdient dat ingeval bij het onderzoek ter terechtzitting twijfel rijst over de vraag of de als verdachte ter terechtzitting verschenen persoon de in de dagvaarding bedoelde verdachte is, de rechter kan overgaan tot het (doen) verrichten van een nader onderzoek naar diens identiteit zoals omschreven in art. 273 in verbinding met art. 27a Sv alsmede art. 29a Sv. Ingeval de rechter van oordeel is dat degene die ter terechtzitting is verschenen, niet de verdachte is, kan hij overgaan tot het verlenen van verstek tegen de alsdan afwezige verdachte, dan wel de aanwezige raadsman indien deze op de voet van art. 279 Sv uitdrukkelijk is gemachtigd de verdediging te voeren, in de gelegenheid stellen het woord te voeren namens de niet-verschenen verdachte. Wat betreft de procedure in hoger beroep kan daaraan nog worden toegevoegd dat de appelrechter degene die als verdachte is gedagvaard dient vrij te spreken indien komt vast te staan dat het vonnis in eerste aanleg te zijnen laste is gewezen doch dat het daarin als bewezen aangenomene door een ander is begaan.”
De verdachte heeft zich bij zijn aanhouding op 12 december 2018 gelegitimeerd met een identiteitskaart van [betrokkene] . De verdachte is na de voorgeleiding onderworpen aan een zuil voor identiteitsvaststelling (de zogenoemde BVID-zuil). Nadat de vingerafdrukken waren afgenomen bleek uit het systeem dat de vingerafdrukken behoren bij [verdachte] . De eerder opgegeven identiteit bleek vals te zijn. De verdachte heeft de naam [verdachte] opgegeven bij het verhoor vlak na de aanhouding op 12 december 2018. Dit is ook de naam die de verdachte heeft opgegeven op de terechtzitting bij de rechtbank Amsterdam op 12 juni 2019 en de naam die is opgegeven bij het instellen van hoger beroep.
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
4 februari 2025.