2.2. Het Hof heeft [verdachte] niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2008 is de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Door de raadsman van de verdachte, mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, is tijdig hoger beroep ingesteld tegen voormeld tegen de verdachte op tegenspraak gewezen vonnis.
Blijkens de daarvan opgemaakte akte is het hoger beroep gericht tegen een ten laste van een verdachte zich noemende [verdachte] gewezen vonnis, en is het beroep ingesteld door voornoemde advocaat die heeft verklaard daartoe door "NN PL133C.V.071030.1000, zich noemende [naam]" bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
De verdachte is in hoger beroep gedagvaard onder de naam NN PL133C.V.071030.1000, thans bekend als [verdachte] tegen de terechtzitting van 14 januari 2011. Op die terechtzitting zijn de verdachte en haar raadsman mr. J.W. Soeteman verschenen.
De verdachte heeft op die terechtzitting zich beroepen op haar zwijgrecht wat betreft de beantwoording van vragen rondom haar persoonsgegevens. Evenmin heeft zij zich willen identificeren door middel van het tonen van een paspoort of ander identiteitsbewijs.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep op de grond dat geen sprake is van een anoniem gebleven verdachte. Hij heeft daartoe gesteld dat zijn kantoorgenoot, mr. W.H. Jebbink, de raadsman is geweest van de verdachte voordat het hoger beroep werd ingesteld en deze vanaf het begin op de hoogte is geweest van de identiteit van de verdachte en hij thans als gemachtigde van de verdachte optreedt. Zijn kantoorgenoot mr. W.H. Jebbink heeft op de akte hoger beroep de gegevens van de verdachte ingevuld.
De omstandigheid dat er twijfel is gerezen over die gegevens, kan de verdachte niet worden tegengeworpen. Nu het tegendeel niet is bewezen, moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte daadwerkelijk [verdachte] is en zij ontvankelijk is in het hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep op de grond dat zij is veroordeeld op andere wijze dan bij name aangeduid, namelijk als NN.PL133C.V.071030.100, en dat, na gerezen twijfel over de juistheid van de nadien opgegeven persoonsgegevens, zij heeft geweigerd haar persoonsgegevens op enige wijze aannemelijk te maken, zodat haar identiteit niet vaststaat en zij daarom niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat uit de in het dossier aanwezige feiten en omstandigheden met betrekking tot de identiteit van de verdachte, ernstige twijfel is gerezen of de heden ter terechtzitting aanwezige verdachte is [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats].
Deze twijfel baseert het hof onder meer op de omstandigheid dat:
a. blijkens het dossier (pagina 111) het niet mogelijk is geweest de identiteit van de verdachte te achterhalen door problemen met de geautomatiseerde systemen van de politie. Het is onbekend of de verdachte eerder is gedactyloscopeerd;
b. na aanhouding van de verdachte de identiteit van deze verdachte niet kon worden vastgesteld aan de hand van een identiteitsbewijs;
c. de verdachte niet dezelfde persoon lijkt te zijn die voorkomt op een politiefoto die staat afgedrukt op de aanhoudingskaart/proces-verbaal van 30 oktober 2007.
Uit het voorgaande volgt dat de identiteit van de verdachte niet is komen vast te staan. De verdachte heeft zich in hoger beroep op haar zwijgrecht beroepen en geweigerd vragen omtrent haar persoonsgegevens te beantwoorden, terwijl deze vragen, gezien de ernstige twijfel die uit het dossier rijst, om een verklaring van de verdachte vragen.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat bij voormelde gerezen twijfel over de identiteit van de thans aanwezige verdachte het op de weg van de verdachte ligt om onduidelijkheden omtrent haar identiteit (trachten) op te helderen.
Nu de verdachte hiertoe niet bereid is gebleken moet deze situatie gelijk worden gesteld met het aanwenden van een rechtsmiddel door of namens een NN-verdachte, in welk geval de Hoge Raad geoordeeld heeft dat een NN-verdachte niet ontvankelijk dient te worden verklaard (HR 27 februari 2001, NJ 2001, 499).
De slotsom is dan ook dat het hof van oordeel is dat de verdachte, nu zij nalaat haar persoonsgegevens bekend te maken, geen rechtsmiddel tegen voormeld vonnis kan aanwenden, zodat zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het namens haar ingestelde hoger beroep."