Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een verkoper en een koper van een appartement. De verkoper, vertegenwoordigd door advocaat M.W. van der Heijden, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De koper, bijgestaan door advocaat H.J.W. Alt, had een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de verkoper in de eerdere instanties niet in het gelijk was gesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de verkoper over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de verkoper veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen aan deze kosten is voldaan.