ECLI:NL:HR:2025:1151
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] B.V., vertegenwoordigd door R. Zilver, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 januari 2025. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 11 april 2025 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan.
Op 14 mei 2025 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen. Aangezien belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te reageren, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard.