ECLI:NL:GHARL:2025:463

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
23/1203
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag accijns op onveraccijnsde sigaretten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder een naheffingsaanslag accijns opgelegd aan belanghebbende voor het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 2.696.630, met een belastingrente van € 43. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende in hoger beroep ging.

De zaak ontstond na een doorzoeking op 9 oktober 2020 in een door belanghebbende gehuurd pand, waar een grote hoeveelheid sigaretten werd aangetroffen zonder geldige accijnszegels. Belanghebbende betwistte dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze sigaretten en stelde dat zij goederen voor klanten opslaat zonder te controleren wat voor goederen het betreft. Het Hof oordeelde dat belanghebbende, als huurder van de loods en werkgever van de bestuurder, betrokken was bij het voorhanden hebben van de sigaretten, ongeacht of zij wist dat het om onveraccijnsde sigaretten ging.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing houdt in dat belanghebbende verantwoordelijk is voor de accijns op de aangetroffen sigaretten, ongeacht haar kennis van de illegale status ervan. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de huurder voor de goederen die zich in zijn pand bevinden, ongeacht de omstandigheden waaronder deze zijn opgeslagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/1203
uitspraakdatum: 28 januari 2025
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 maart 2023, nummer AWB 22/3369, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Douane Arnhem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 9 oktober 2020 een naheffingsaanslag accijns opgelegd tot een bedrag van € 2.696.630. Bij beschikking is € 43 belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspaak op bezwaar het bezwaar gericht tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Bij uitspraak van 28 november 2023 is het hoger beroep van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet aangetekend.
1.6.
Bij uitspraak op verzet van 19 maart 2024 is het verzet gegrond verklaard.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord [de bestuurder] (hierna: [de bestuurder] ), bestuurder van belanghebbende, en mr. R. Zilver, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] , [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd. Op de zitting is gelijktijdig behandeld de zaak met rolnummer 23/1199.

2.Vaststaande feiten

2.1.
[de bestuurder] is enig aandeelhouder van belanghebbende en is sinds 2007 bestuurder van de Holding, vanaf 2012 gezamenlijk met zijn echtgenote.
2.2.
Belanghebbende huurde in onderhavig tijdvak het pand [adres] te [plaats1] . De huurovereenkomst is ondertekend door [de bestuurder] namens belanghebbende.
2.3.
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit op- en overslag en transport van goederen over de weg.
2.4.
Op 9 oktober 2020 heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in het genoemde pand [adres] te [plaats1] . Daarbij zijn onder andere de volgende goederen aangetroffen:
- 24 pallets met daarop 30 dozen met daarin 48 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005;
- 16 zwarte zakken van 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005;
- 18 zakken met daarin 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk President;
- 12 zakken met daarin 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk President;
- 29 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005;
- 88 sloffen a 200 sigaretten en 2 losse pakjes a 20 sigaretten van het merk President;
- 1 losse slof a 200 sigaretten van het merk President.
Daarnaast zijn ook sigaretten aangetroffen in een oplegger met het kenteken [kenteken1] . Het gaat om:
- 9 pallets met 28 dozen op een pallet a 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005;
- 5 pallets met 28 dozen met daarin 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk President (Gold).
De sigaretten waren niet voorzien van een geldig Nederlands accijnszegel.
2.5.
In een door de op 9 oktober 2020 aanwezige verbalisanten op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 november 2020, is het volgende opgenomen:
“Op of omstreek 13:20 uur heb ik verbalisant, [verbalisant1] , verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] de opdracht gegeven om het slot van de trailer met kenteken [kenteken1] , die voor de grote roldeur geparkeerd stond, te forceren. Dit naar aanleiding van het signaal dat de gecertificeerde Rijksspeurhond [de hond] , getraind in het herkennen van tabaksgeur eerder had afgegeven bij de deuren van deze trailer. Hierop heb ik, verbalisant, [verbalisant2] , met behulp van de aan mij, door rijksoverheid, verstrekte hulpmiddelen het slot van de trailer met kenteken [kenteken1] geforceerd. Na het openen van de trailerdeuren roken wij verbalisanten, [verbalisant2] en [verbalisant3] , direct een sterke geur die wij herkende als tabak, en zagen wij dat de trailer voor de helft was geladen met pallets met daarop in zwart folie gesealde pakketten. Na deze constatering hebben wij de trailerdeuren direct gesloten.”
2.6.
Op 29 oktober 2020 is proces-verbaal opgemaakt van het verhoor van [de bestuurder] (in het proces-verbaal aangeduid als verdachte) door de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD). In dit proces-verbaal is het volgende opgenomen:
“Waar van belang hebben wij de tijdens het verhoor gestelde vragen, gegeven antwoorden en gemaakte opmerkingen woordelijk weergegeven in de verklaring. Degene die de vraag stelde, het antwoord gaf of de opmerking maakte is aangeduid met de letter:
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisanten
(…)
O: Op vrijdag 9 oktober 2020 heeft in een loods aan de [adres] te [plaats1] een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. Daarbij zijn sigaretten aangetroffen waarbij het vermoeden bestaat, dat de wettelijke accijnzen daarvan niet zijn betaald. Door het aantreffen van deze illegale sigaretten wordt u verdacht van het overtreden van de accijnswetgeving, meer specifiek artikel 5 juncto artikel 97 van de Wet op de accijns.
V: Wat is uw reactie op de verdenking tegen u voor het overtreden van de accijnswetgeving?
A: Ik was mij van geen kwaad bewust. Tussen een week of 8 à 10 geleden kwam iemand bij mij met de vraag of ik op- en overslag deed. Twee weken later komt er een Roemeen achterom met vier pallets met lege dozen en drie europallets in het zwarte folie. Ik heb dat aangepakt want ik heb meerdere klanten staan. Dat gebeurt vaker want ik sla ook matrassen en banken op. Gaan een week of twee overheen en op donderdag of vrijdag komt die man bij mij en toen zegt hij ik heb die pallets gebracht en je krijgt een container, die moet je leeghalen en dan kom ik dat woensdag ophalen. Ik heb met een medewerker van mijn bedrijf de container gelost en de zwarte pakken op europallets geplaatst. Eigenlijk zouden ze het woensdags weghalen maar op woensdag kwam diezelfde man en heeft hij mij gevraagd de pakken over te pakken in de dozen, die daarvoor waren geleverd. Hij maakte op die woensdag zo'n zwart pakket open en toen zag ik dat dit sigaretten waren. De man vertelde mij toen dat hij de partij had opgekocht en dat deze voor de Nederlandse markt bestemd waren. Ik heb toen afgesproken dat hij de maandag daarna de dozen met daarin de sigaretten zou komen ophalen, maar dat ik op vrijdag de gegevens wilde hebben in verband met de factuur. Hij zei dan kom ik toch kijken of alles goed is ingepakt en dan neem ik alle gegevens mee.
V: Weet u wie de man is?
A: Nee, dat weet ik niet. Ik denk dat het een Nederlandse man is want hij heeft een beetje een Rotterdams accent. Ik had hem nog niet eerder gezien. Ik was een trailer aan het afkoppelen en toen kwam hij bij mij het terrein op. Hij stelde zich voor als [naam4] . Hij vroeg aan mij of ik op- en overslag doe. Ik heb hem nog gevraagd of ik het transport moest doen maar dat hoefde niet, hij zou het zelf komen ophalen.
V: Als u hem ' [naam4] ' zou moeten omschrijven?
A: Kleine man, kop kleiner als ik ben en een beetje dik. Ik zelf ben 1.80m. Hij was kaal. En ik denk dat hij zo'n jaar of 45/46 jaar is.
V: Wie is de eigenaar/verhuurder en huurder van de loods aan de [adres] te [plaats1] ?
A: Ik ben de huurder en de verhuurder is [naam5] . Het is van een Engels bedrijf maar [naam5] verhuurt het en daar heb ik contact mee. Ik denk dat ik het pand nu vier jaar huur. Het eerste jaar had ik er niet zo heel veel aan. Maar nu ben ik wel erg bekend in de buurt van het transport. Ik zit mijn hele leven al in het transport.
V: Wie is de bestuurder en aandeelhouder van [belanghebbende] B.V.?
A: Ik, alles zit daar in. Voor de kringloopwinkel is een aparte BV en dat doe ik samen met [naam6]
V: Wat zijn de activiteiten van [belanghebbende] B.V.?
A: Op- en overslag en transport. Ik doe transport en ben begonnen met op- en overslag omdat ik vanwege gezondheidsklachten wat angstig ben geworden om auto te rijden.
O: In de loods aan de [adres] te [plaats1] zijn aangetroffen:
• 24 pallets met daarop 30 dozen met daarin 48 sloffen á 200 sigaretten van het merk Toros 2005
• 16 zwarte zakken van 50 sloffen á 200 sigaretten van het merk Toros 2005
• 18 zakken met daarin 50 sloffen á 200 sigaretten van het merk President
• 12 zakken met daarin 50 sloffen á 200 sigaretten van het merk President
• 29 sloffen á200 sigaretten van het merk Toros 2005
• 88 sloffen á 200 sigaretten en 2 losse pakjes à 20 sigaretten van het merk President
• 1 losse slof á 200 sigaretten van het merk President
V: Wat kunt u verklaren over de aangetroffen sigaretten in de loods die u huurt?
A Ik heb die container gelost en op 42 pallets gezet. Ik beur € 2, per week per pallet dat die bij mij in de loods staat. Voor het lossen van een container vraag ik € 450.
V: Heeft u al vaker sigaretten gelost en overgepakt?
A: Nee en ik moet zeggen het was een nieuwe klant en werk is werk.
V: Wist u vooraf dat het om sigaretten zou gaan?
A: Nee, tot woensdag wist ik niet dat sigaretten in de lading zaten.
O: Daarnaast zijn ook sigaretten aangetroffen in de oplegger met het kenteken [kenteken1] . Het gaat om:
• 9 pallets met 28 dozen op een pallet á 50 sloffen à 200 sigaretten van het merk Toros 2005
• 5 pallets met 28 dozen met daarin 50 sloffen á 200 sigaretten van het merk President (Gold)
V: Wat kunt u verklaren over de aangetroffen sigaretten in de oplegger [kenteken1] ?
A: Ik dacht dat het 10 pallets waren. Ik heb ze in de oplegger gezet als opslag want binnen was het helemaal vol. Met de vrachtwagen van die man die bij mij z'n vrachtwagen stalt heb ik de trailer vooruit gereden omdat ze van een andere klant bedden kwamen laden en toen die klaar waren heb ik met diezelfde vrachtwagen de trailer teruggezet.
V: Wie is de eigenaar van de oplegger met het kenteken [kenteken1] ?
A: Die is van mij.
V: Heeft u die al lang?
A: Ik denk een jaar of vijf maar misschien wel zeven. Ik weet het niet precies meer.
V: Wie heeft u opdracht gegeven voor het lossen en ompakken van de (illegale) sigaretten?
A: Die man, die ik ken als [naam4] .”
2.6.
Naar aanleiding van voornoemde bevindingen heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag accijns opgelegd van € 2.696.930, waarbij tevens € 43 aan belastingrente in rekening is gebracht.
2.7.
De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente in stand gelaten. Redengevend daarvoor is dat belanghebbende betrokken is geweest bij het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten. Dat belanghebbende aanvankelijk niet ervan op de hoogte was dat zij onveraccijnsde sigaretten opsloeg, maakt dit niet anders, aldus de Rechtbank.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente terecht heeft opgelegd. Niet in geschil daarbij is dat voor de aangetroffen sigaretten geen accijns is afgedragen. Ook is niet in geschil, indien komt vast te staan dat belanghebbende de schuldenaar is voor de accijns, (de berekening van) het bedrag aan accijns dat in de naheffingsaanslag is opgenomen.
3.2.
Belanghebbende betwist dat de illegale sigaretten bij haar voorhanden waren en stelt dat zij op basis van vertrouwen goederen voor klanten opslaat in het pand en daarbij niet controleert of nagaat om wat voor goederen het gaat. Belanghebbende stelt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt, dat zij niet wist dat de klant (onveraccijnsde) sigaretten had opgeslagen en dat die wetenschap een vereiste is om te kunnen naheffen.

4.Beoordeling van het geschil

(Betrokken zijn bij) voorhanden hebben
4.1.
Op grond van artikel 51, lid 1, letter b, van de Wet op de accijns (hierna: de Wet) wordt bij toepassing van artikel 2, lid 1, letter b, van de Wet, accijns geheven van “de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is”. Met deze wetsbepaling is uitvoering gegeven aan hetgeen artikel 8, lid 1, letter b, van Richtlijn 2008/118/EG voorschrijft. Zij moet daarom overeenkomstig die richtlijnbepaling worden uitgelegd. Het begrip ‘de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft’ als bedoeld in artikel 8, lid 1, letter b, van Richtlijn 2008/118/EG ziet in het gewone spraakgebruik op een persoon die deze goederen fysiek tot zijn beschikking heeft. Niet relevant is of de desbetreffende persoon een recht of enig belang kan doen gelden met betrekking tot die goederen en evenmin is relevant of deze persoon weet of redelijkerwijs had behoren te weten dat voor die goederen accijns wordt verschuldigd. Uit de omstandigheid dat behalve de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft, iedere andere persoon die is betrokken bij het voorhanden hebben van accijnsgoederen, in artikel 8, lid 1, letter b, van Richtlijn 2008/118/EG is aangewezen als schuldenaar, moet worden afgeleid dat de richtlijngever een ruime kring van personen heeft aangewezen als schuldenaar van de accijnsschuld (Hoge Raad van 29 april 2022, nummer 20/01331, ECLI:NL:HR:2022:659).
4.2.
De loods waarin de sigaretten zijn aangetroffen was gehuurd door belanghebbende. De oplegger waarin sigaretten waren gevonden stond op het bij de loods behorende terrein, voor de grote roldeur van de loods. [de bestuurder] , de bestuurder van belanghebbende, heeft verklaard dat hij met een medewerker van zijn bedrijf de container heeft gelost en de zwarte pakken met sigaretten op europallets heeft geplaatst. De sigaretten die in de oplegger zijn aangetroffen zijn door [de bestuurder] zelf in de oplegger gezet als opslag, omdat het binnen – naar het Hof begrijpt in de loods– helemaal vol was. [de bestuurder] heeft verder de beschikkingsmacht over de sigaretten gehad nadat hem bekend was geworden dat het om sigaretten ging die bestemd waren voor de Nederlandse markt en hij is akkoord gegaan met het voorstel dat hij de sigaretten zou overpakken in dozen. Naar het oordeel van het Hof was [de bestuurder] in en rond de loods aanwezig in de hoedanigheid van bestuurder van belanghebbende. Immers, slechts vanwege die hoedanigheid had hij het recht in en rond de door belanghebbende gehuurde loods aanwezig te zijn. Naar ’s Hofs oordeel laten bovengenoemde feiten geen ander oordeel toe dan dat belanghebbende, als huurder van de loods en het bij de loods behorende terrein en als werkgever van [de bestuurder] , ten minste betrokken is geweest bij het voorhanden hebben van de sigaretten in de zin van de Wet.
4.3.
Daarbij is niet van belang of belanghebbende wetenschap had van het feit dat de vracht die in haar loods of op haar terrein was opgeslagen, sigaretten betrof. Ten overvloede merkt het Hof daarbij op dat de bestuurder van belanghebbende– en daarmee belanghebbende – op enig moment voorafgaand aan de doorzoeking op 9 oktober 2020 wist dat het sigaretten betrof en dat [de bestuurder] ook daarna deze sigaretten in de door belanghebbende gehuurde loods en op het door belanghebbende gehuurde terrein voorhanden heeft gehad.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.
De griffier, De voorzitter,
J.W.J. de Kort R.A.V. Boxem
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.