ECLI:NL:HR:2025:1147
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingrentevergoeding in verband met teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] VOF, hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld. De kwestie draait om een beschikking inzake de vergoeding van belastingrente, zoals bedoeld in artikel 30ha van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR), in het kader van een teruggaaf van belasting met betrekking tot personenauto’s en motorrijwielen.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft zijn beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals gesteld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.