Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 december 2023. De verdachte was veroordeeld voor het hebben van 97,3 gram hasj, wat onder de Opiumwet valt. Het cassatieberoep was beperkt tot de veroordeling voor feit 3. De advocaat van de verdachte, M.C. van der Want, heeft een cassatiemiddel voorgesteld, maar de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de bewezenverklaring niet inhoudt dat de verdachte het feit opzettelijk heeft begaan. De uitspraak van het hof over feit 3 betreft een overtreding, waarvoor het hof toepassing heeft gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd. Gezien artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat er tegen de uitspraak van het hof ten aanzien van feit 3 geen cassatieberoep open. Om deze reden heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling genomen.
De Hoge Raad heeft het beroep derhalve niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.