ECLI:NL:HR:2025:1080

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
23/04856
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake hasjbezit en toepassing van artikel 9a Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 december 2023. De verdachte was veroordeeld voor het hebben van 97,3 gram hasj, wat onder de Opiumwet valt. Het cassatieberoep was beperkt tot de veroordeling voor feit 3. De advocaat van de verdachte, M.C. van der Want, heeft een cassatiemiddel voorgesteld, maar de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de bewezenverklaring niet inhoudt dat de verdachte het feit opzettelijk heeft begaan. De uitspraak van het hof over feit 3 betreft een overtreding, waarvoor het hof toepassing heeft gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd. Gezien artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat er tegen de uitspraak van het hof ten aanzien van feit 3 geen cassatieberoep open. Om deze reden heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling genomen.

De Hoge Raad heeft het beroep derhalve niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04856
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 december 2023, nummer 20-001514-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Volgens de daarvan opgemaakte akte is het beroep beperkt tot de veroordeling voor feit 3. Namens de verdachte heeft de advocaat M.C. van der Want bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Uit de bewezenverklaring, die niet inhoudt dat de verdachte het feit opzettelijk heeft begaan, blijkt dat de uitspraak van het hof over feit 3 betrekking heeft op een overtreding. Het hof heeft voor dat feit toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Op grond van artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat tegen de uitspraak van het hof ten aanzien feit 3 geen cassatieberoep open. Om die reden kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren F. Posthumus en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.