Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
4 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een dodelijk arbeidsongeval dat plaatsvond in 2017 in Heerlen, waarbij een werknemer om het leven kwam door een omgevallen distributiemast die werd veroorzaakt door een betonpompwagen. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van dood door schuld, zoals vastgelegd in artikel 307.1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld die door de advocaat van de verdachte, C.W. Noorduyn, waren ingediend. Deze middelen betroffen onder andere de bewijsvoering met betrekking tot de 'tabel van Schwing' en de theoretische modellen die zijn gebruikt om de schuld en causaliteit aan te tonen. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.