ECLI:NL:HR:2025:102

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
23/04284
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het gerechtshof Amsterdam inzake medeplegen van moord

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 23 oktober 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 2000, was betrokken bij een ernstige strafzaak waarin hij beschuldigd werd van medeplegen van moord. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2021 heeft de verdachte, samen met anderen, op klaarlichte dag in Amstelveen met een vuurwapen meerdere malen geschoten in de richting van het bovenlichaam van een ander. Dit leidde tot ernstige verwondingen en de verdachte werd vervolgd op basis van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na zorgvuldige overweging kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom besloot de Hoge Raad om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beslissing van de Hoge Raad betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft en dat de verdachte niet in zijn cassatieberoep wordt ontvangen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04284
Datum21 januari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 oktober 2023, nummer 23-003413-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Crince Le Roy, advocaat in Amsterdam, een schriftuur ingediend.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2025.