Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
7 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 juli 2023. De verdachte, geboren in 1978, was aangeklaagd voor gewoontewitwassen van geldbedragen, mensenhandel en mensensmokkel in een wasserij. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De belangrijkste punten van geschil betroffen de bewijsklacht met betrekking tot het gewoontewitwassen, de mensenhandel en de kwalificatie daarvan, en de bewijsklacht over de mensensmokkel. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.