ECLI:NL:HR:2024:997

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
22/04809
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van diefstal met geweld in supermarkt en bewijswaardering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2022. De verdachte, geboren in 1999, was in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld in een supermarkt. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het hof het verweer van de verdachte, dat niet bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van diefstal, niet of onvoldoende gemotiveerd had verworpen. De Hoge Raad concludeerde echter dat de redenen voor het niet leiden tot cassatie in de conclusie van de advocaat-generaal waren vermeld.

De Hoge Raad beoordeelde ook ambtshalve de uitspraak van het hof en constateerde dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden naar 40 maanden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04809
Datum9 juli 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2022, nummer 23-002128-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Kuipers, advocaat in Arnhem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof het verweer dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld niet of onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze veertig maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juli 2024.