ECLI:NL:HR:2024:989
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over rioolheffing door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door P.F. van der Muur, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 september 2023, nummer 22/00123. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg, evenals het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Limburg (nummer ROE 17/2275). De kwestie draaide om de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de rioolheffing voor het jaar 2014.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.