Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
21 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 23/00869. De zaak betreft een geschil over burenrecht en grensoverschrijdende bebouwing, waarbij de vraag centraal staat of de vordering tot verwijdering van een bouwwerk misbruik van eigendomsrecht oplevert. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2022 en 6 december 2022. De verweerders, gezamenlijk aangeduid als [verweerders], hebben een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.