ECLI:NL:HR:2024:897

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
22/00896
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in samenhang met strafzaak betreffende schuldwitwassen van bitcoins

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in verband wordt gebracht met schuldwitwassen van bitcoins. De betrokkene, geboren in 1979, heeft in de strafzaak een aantal ernstige beschuldigingen aan zijn adres gehad, waaronder het verwerven en verhandelen van bitcoins die afkomstig zouden zijn uit misdrijven. Het hof had eerder een gedeeltelijke afwijzing van de ontnemingsvordering gedaan, maar het openbaar ministerie stelde cassatie in, stellende dat deze afwijzing op onjuiste gronden berustte. De Hoge Raad oordeelde dat de vernietiging van het arrest van het hof in de samenhangende strafzaak (nummer 22/00484) de grondslag voor de beslissing in de ontnemingszaak heeft doen vervallen. Hierdoor heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De advocaat-generaal had eerder geconcludeerd tot verwerping van de beroepen, maar de Hoge Raad volgde deze conclusie niet. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de ontnemingsvordering en de rechtsgang in strafzaken die samenhangen met financiële misdrijven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00896 P
Datum25 juni 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 1 maart 2022, nummer 22-002389-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene ] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de betrokkene en het openbaar ministerie.
Namens de betrokkene heeft W. Römelingh, advocaat in Den Haag, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. Ook het openbaar ministerie heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
Beide schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de gedeeltelijke afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel berust op onjuiste gronden. Daartoe wordt aangevoerd dat, als een cassatiemiddel van het openbaar ministerie in de strafzaak die met deze ontnemingszaak samenhangt doel treft en de Hoge Raad het arrest van het hof in de strafzaak vernietigt, aan de beslissing in de ontnemingszaak de grondslag komt te ontvallen.
2.2.1
Het hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 43.228,81.
2.2.2
In de strafzaak is aan de betrokkene tenlastegelegd dat:
“hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 november 2013 tot en met 19 januari 2016 te Rotterdam en/of Schiedam en/of Den Haag en/of Nijkerk en/of Amsterdam en/of Amersfoort en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een hoeveelheid van 7.418,01 bitcoins, althans een (grote) hoeveelheid bitcoins en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 1.725.791,27 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en) (DOC-534) en/of
- twee, althans één personenauto(‘s) (Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- een hoeveelheid van 7.418,01 bitcoins, althans een (grote) hoeveelheid bitcoins en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 1.725.791,27 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en) (DOC-534) en/of
- twee, althans één personenauto(‘s) (Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.”
2.2.3
Daarvan heeft het hof in de strafzaak bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 17 november 2014 tot en met 9 november 2015 te Rotterdam en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland,
(tezamen en in vereniging met een ander)
a.
voorwerpen, te weten
- 4.417,3224 bitcoins
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, (en zijn mededader) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.”
2.2.4
Het hof heeft de betrokkene in de strafzaak vrijgesproken van onderdeel b van het tenlastegelegde.
2.3
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof in de strafzaak die met deze ontnemingszaak samenhangt en die bij de Hoge Raad aanhangig is onder nummer 22/00484, vernietigd. Dat brengt mee dat aan de beslissing in deze ontnemingszaak de grondslag is komen te ontvallen (vgl. HR 9 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4536 en HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1947, rechtsoverweging 2.6).
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het cassatiemiddel dat namens de betrokkene is voorgesteld

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 juni 2024.