ECLI:NL:HR:2013:BX4536

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
11/05446 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afwijzing ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het ging om een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de verdachte in eerste instantie was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter had cassatie ingesteld en geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende redenen had gegeven voor de vrijspraak, waardoor de grondslag van de beslissing in deze zaak was komen te vervallen. Het middel dat klaagde over de afwijzing van de ontnemingsvordering op onjuiste gronden, werd gegrond verklaard. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

9 april 2013
Strafkamer
nr. 11/05446 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 maart 2010, nummer 22/005928-07 PO, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat "de afwijzing van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (voorshands) berust op onjuiste gronden".
2.2. Het Hof heeft de beslissing tot afwijzing van de ontnemingsvordering als volgt gemotiveerd:
"De vordering van het openbaar ministerie houdt in dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal EUR 100.800,-- (honderdduizendenachthonderd euro), ter ontneming van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel uit het in zijn strafzaak bewezenverklaarde feit.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 100.800,--.
(...)
Bij de behandeling in hoger beroep van de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is komen vast te staan dat de gewezen verdachte bij arrest van 15 maart 2010 van dit gerechtshof is vrijgesproken van het in zijn strafzaak tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie dient, nu een veroordeling wegens een strafbaar feit ontbreekt, niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met parketnummer 10-600061-07.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel af."
2.3. Het middel is voorgesteld onder de voorwaarde dat de Hoge Raad het in 's Hofs overwegingen bedoelde arrest van het Hof in de hoofdzaak op het daartegen ingestelde beroep in cassatie zal vernietigen. Nu de Hoge Raad bij heden uitgesproken arrest (griffienummer 10/01281, LJN BX4439) dat arrest heeft vernietigd, is genoemde voorwaarde vervuld.
2.4. De Hoge Raad heeft het arrest in de hoofdzaak vernietigd op de grond dat het oordeel van het Hof waarop de vrijspraak van het tenlastegelegde is gebaseerd onvoldoende met redenen is omkleed. Dat brengt mee dat aan de beslissing in de onderhavige zaak de grondslag is komen te ontvallen.
2.5. Het middel treft doel.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013.
Mr. Buruma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.