Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De klacht strekt immers slechts tot vernietiging van de bestreden uitspraak in de ontnemingszaak voor het geval dat de cassatiemiddelen in de strafzaak die met deze ontnemingszaak samenhangt en die bij de Hoge Raad aanhangig is onder nummer 22/00485, gegrond zouden worden bevonden. Daarbij verdient nog opmerking dat op grond van artikel 6:1:16 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een uitspraak op een vordering van het openbaar ministerie tot oplegging van de verplichting een geldbedrag aan de staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel pas kan worden tenuitvoergelegd nadat en voor zover de veroordeling als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) onherroepelijk is geworden. Verder vervalt op grond van artikel 511i Sv een uitspraak op een ontnemingsvordering van rechtswege doordat en voor zover de uitspraak als gevolg waarvan de veroordeling van de verdachte als bedoeld in artikel 36e Sr achterwege blijft, in kracht van gewijsde gaat (vgl. HR 14 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1016).
3.Beslissing
25 juni 2024.