ECLI:NL:HR:2024:882

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
23/01119
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ongerechtvaardigde verrijking en regresvordering in erfrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 23/01119. De zaak betreft een regresvordering van een erfgenaam op de nalatenschap wegens gedane investeringen in een woning die tot de nalatenschap behoort. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder die van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en zijn eigen arrest van 21 juni 2019. De eiser, die in cassatie is gegaan, heeft klachten geuit over de arresten van het hof, maar de Hoge Raad heeft deze klachten niet gegrond bevonden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten van het hof, en dat er geen noodzaak is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De incidentele beroepen, die afhankelijk waren van de uitkomst van het principale beroep, behoeven geen verdere behandeling. In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.335,-- aan verschotten en salaris voor de betrokken verweerders, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01119
Datum14 juni 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: F.M. Dekker,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder 1], [verweerder 2] en [verweerder 3],
advocaat: M.S. van der Keur,
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder 4],
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
5. [verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerder 5],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn arrest in de zaak 18/02347, ECLI:NL:HR:2019:997 van 21 juni 2019;
b. de arresten in de zaak 200.274.072 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 maart 2021, 15 februari 2022 en 20 december 2022.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof van 15 februari 2022 en 20 december 2022 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder 1], [verweerder 2] en [verweerder 3] hebben een verweerschrift tot verwerping tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingediend.
[verweerder 4] heeft een verweerschrift tot verwerping tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingediend.
[eiser] heeft geconcludeerd tot verwerping van de voorwaardelijke incidentele cassatieberoepen.
Tegen [verweerder 5] is verstek verleend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
De incidentele beroepen, die zijn ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de arresten van het hof leidt, behoeven gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1], [verweerder 2] en [verweerder 3] begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, aan de zijde van [verweerder 4] begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van [verweerder 5] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
14 juni 2024.