Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 2 juni 2022 is gewezen. De verdachte, geboren in 1979, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarin hij werd veroordeeld voor opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel, in dit geval een gebiedsverbod, meermalen gepleegd, zoals vastgelegd in artikel 184.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft aangevoerd dat het gebiedsverbod niet rechtmatig is opgelegd en heeft verzocht om vrijspraak.
De advocaat M.I. L'Ghdas heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Op 11 juni 2024 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.