Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de advocaat-generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
11 juni 2024.
Hoge Raad
Op 11 juni 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/04612 H, waarin een aanvraag tot herziening is behandeld. De aanvraag is ingediend door W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, namens de aanvraagster, die in 1984 is geboren. De aanvraag tot herziening betreft een eerdere veroordeling door het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2015, waarbij de aanvraagster werd veroordeeld voor overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008, specifiek artikel 2.2.3 en artikel 2.2.1, in verband met haar deelname aan een protestactie in 2011 tegen de ontruiming van een kraakpand. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de eerdere veroordeling in strijd was met het recht op vrijheid van vreedzame vergadering, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze conclusie is gebaseerd op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 21 november 2023, waarin werd geoordeeld dat de strafrechtelijke vervolging en veroordeling van de aanvraagster een schending van haar rechten opleverde.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Dit arrest volgt op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 11 april 2017, waarin het cassatieberoep tegen de veroordeling door het hof werd verworpen. De Hoge Raad heeft in deze zaak ook verwezen naar samenhang met andere zaken, waaronder 23/04609 H, 23/04591 H, 23/04590 H en 23/04588 H. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de tenuitvoerlegging van de eerdere veroordeling wordt opgeschort of geschorst, en dat het gerechtshof Den Haag de zaak opnieuw zal beoordelen.