Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de advocaat-generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
11 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2024 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin de aanvrager op 31 augustus 2015 was veroordeeld voor overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam 2008. De aanvrager, geboren in 1987, was betrokken bij een protestactie in 2011 tegen de ontruiming van een kraakpand. De veroordeling bestond uit twee geldboetes van elk € 50, met een subsidiaire straf van 1 dag hechtenis. De Hoge Raad verwierp eerder het cassatieberoep tegen deze veroordeling in 2017.
De aanvraag tot herziening is gebaseerd op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 november 2023, waarin werd vastgesteld dat de strafrechtelijke vervolging en veroordeling van de aanvrager een schending opleverden van het recht op vrijheid van vreedzame vergadering, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de zaak opnieuw moest worden berecht door een ander gerechtshof.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Dit arrest is een vervolg op eerdere uitspraken en heeft samenhang met andere zaken die ook betrekking hebben op de aanvrager. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het recht op vreedzame vergadering en de noodzaak om eerdere veroordelingen te herzien in het licht van nieuwe juridische inzichten.