ECLI:NL:HR:2024:845

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
23/04591
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam in het kader van protestactie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2024 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin de aanvrager op 31 augustus 2015 was veroordeeld voor overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam 2008. De aanvrager, geboren in 1987, was betrokken bij een protestactie in 2011 tegen de ontruiming van een kraakpand. De veroordeling bestond uit twee geldboetes van elk € 50, met een subsidiaire straf van 1 dag hechtenis. De Hoge Raad verwierp eerder het cassatieberoep tegen deze veroordeling in 2017.

De aanvraag tot herziening is gebaseerd op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 november 2023, waarin werd vastgesteld dat de strafrechtelijke vervolging en veroordeling van de aanvrager een schending opleverden van het recht op vrijheid van vreedzame vergadering, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de zaak opnieuw moest worden berecht door een ander gerechtshof.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Dit arrest is een vervolg op eerdere uitspraken en heeft samenhang met andere zaken die ook betrekking hebben op de aanvrager. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het recht op vreedzame vergadering en de noodzaak om eerdere veroordelingen te herzien in het licht van nieuwe juridische inzichten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04591 H
Datum11 juni 2024
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 augustus 2015, nummer 23-002919-13, ingediend door W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam,
namens
[aanvraagster],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de aanvraagster.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager op 31 augustus 2015 veroordeeld voor “Overtreding van artikel 2.2 lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008” en “Overtreding van artikel 2.2 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008” tot twee geldboetes, elk van € 50, telkens subsidiair 1 dag hechtenis. Deze overtredingen zijn volgens de bewezenverklaring gepleegd op 5 juli 2011. Het cassatieberoep tegen de uitspraak van het hof is door de Hoge Raad verworpen bij arrest van 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:670.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag is gebaseerd op een naar aanleiding van een klacht van de aanvrager gedane uitspraak van het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) van 21 november 2023, nr. 56910/17, waarin is vastgesteld dat artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is geschonden in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

3.1
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak op de voet van art. 472 lid 1 Sv, in verbinding met art. 471 lid 1 Sv, zal verwijzen naar een ander gerechtshof, opdat de zaak opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
3.2
De raadsman van de aanvrager heeft daarop schriftelijk gereageerd.

4.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag is gegrond. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/04588 H, ECLI:NL:HR:2024:843.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het gerechtshof;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag, om – met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juni 2024.