Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
11 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1970, is veroordeeld voor ontucht met zijn drie minderjarige dochters, gepleegd tussen 22 februari 2012 en 2 maart 2013. De Hoge Raad heeft de strafmotivering van het hof beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft en dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Het hof heeft echter geoordeeld dat de feiten volledig aan de verdachte kunnen worden toegerekend, wat de Hoge Raad niet onjuist achtte. De Hoge Raad heeft de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel van vijf jaren, die in strijd was met de wet, ambtshalve aangepast naar de maximale duur van twee jaren. Daarnaast heeft de Hoge Raad de duur van de gijzeling, die aan de schadevergoedingsmaatregelen was verbonden, vastgesteld op 120 dagen per slachtoffer. De Hoge Raad heeft de overige onderdelen van het beroep verworpen.