ECLI:NL:HR:2024:833
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak voorzieningenrechter Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 20 februari 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter met nummer HAA 23/7199. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval is het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat artikel 28, lid 4, letter c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat er geen cassatie kan worden ingesteld tegen uitspraken van de voorzieningenrechter die zijn gedaan op basis van artikel 8:84, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).