ECLI:NL:HR:2024:833

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
24/00928
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak voorzieningenrechter Rechtbank Noord-Holland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 20 februari 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter met nummer HAA 23/7199. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval is het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat artikel 28, lid 4, letter c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat er geen cassatie kan worden ingesteld tegen uitspraken van de voorzieningenrechter die zijn gedaan op basis van artikel 8:84, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/00928
Datum7 juni 2024
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2024, nr. HAA 23/7199 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Artikel 28, lid 4, letter c, AWR bepaalt dat geen beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank die, zoals in dit geval, is gedaan met toepassing van artikel 8:84, lid 2, Awb. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.