ECLI:NL:HR:2024:82
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak van de Rechtbank Den Haag inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door S.J.J.G. Fernandes, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Den Haag. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 april 2023, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 8 november 2022 werd behandeld. Deze eerdere uitspraak betrof een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Rechtbank niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 26 januari 2024, en het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.