Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
28 mei 2024.
Hoge Raad
Op 28 mei 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de rechtbank Alkmaar. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat J.W.H. Peters, had verzocht om herziening van een vonnis dat op 8 september 2003 was uitgesproken. In dat vonnis was de aanvrager veroordeeld voor het medeplegen van ontucht met een minderjarige, het vervaardigen van kinderporno en diefstal met valse sleutels. De rechtbank had de aanvrager een taakstraf van zestig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de eerdere aanvraag tot herziening, die op dezelfde gronden was gebaseerd, niet-ontvankelijk verklaard. De gronden waarop de huidige aanvraag steunt, zijn eerder door de Hoge Raad als ontoereikend geoordeeld in het arrest van 7 november 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1521). Hierdoor kon de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet in behandeling nemen. De beslissing van de Hoge Raad is dat de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk wordt verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling in stand blijft.