ECLI:NL:HR:2023:1521

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
23/03440
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling voor ontucht, vervaardigen van kinderporno en diefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de rechtbank Alkmaar, waarin de aanvrager was veroordeeld voor medeplegen van ontucht met een minderjarige, het vervaardigen van kinderporno en diefstal. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat J.W.H. Peters, stelde dat de rechtbank hem zou hebben vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging indien zij op de hoogte was geweest van een psychiatrische rapportage en een brief van een medeveroordeelde, die bij de aanvraag waren gevoegd. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag niet voldeed aan de motiveringseisen zoals gesteld in artikel 460 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvraag moest een nauwkeurige omschrijving van het novum bevatten en de redenen waarom dit novum tot een andere beslissing had kunnen leiden. De Hoge Raad concludeerde dat de toelichting in de aanvraag niet aan deze vereisten voldeed, waardoor de aanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige en gedetailleerde motivering bij herzieningsaanvragen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03440 H
Datum7 november 2023
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de rechtbank Alkmaar van 8 september 2003, nummer 14-010005-03, ingediend door J.W.H. Peters, advocaat te Roermond,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De rechtbank heeft de aanvrager veroordeeld voor 1. medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, 2. medeplegen van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, vervaardigen, meermalen gepleegd, en 3. diefstal en diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair één maand hechtenis, en een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat, als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
Volgens artikel 460 lid 2 Sv moet de aanvraag de gronden vermelden waarop deze berust. De aanvraag moet dus naar behoren gemotiveerd zijn. Dat wordt bevestigd in de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2008/09, 32 045, nr. 3, p. 32). Alleen een herzieningsaanvraag die aan deze motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Een aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet een aanvraag als in de wet bedoeld.
3.3
Dit betekent dat, als een aanvraag een beroep doet op een met stukken onderbouwd gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv,
(a) de aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (hierna: het novum) en dat dus niet kan worden volstaan met een verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken;
(b) de aanvraag de redenen moet vermelden waarom het novum tot één van de genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden;
(c) de aanvraag, als deze ertoe strekt de bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom een bepaald onderdeel van de bij de aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan de juistheid van een nauwkeurig aangeduid gedeelte van de bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot het ernstige vermoeden dat het onderzoek van de zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot een vrijspraak.
Alleen als de aanvraag aan deze eisen voldoet, kan de Hoge Raad beoordelen of de aanvraag gegrond is.
3.4
Bij de aanvraag zijn twee stukken gevoegd, te weten een psychiatrische rapportage van R.J.H. Winter van 19 februari 2023 en een brief van - naar de Hoge Raad begrijpt: - medeveroordeelde [medeveroordeelde]. In de aanvraag wordt onder verwijzing naar deze stukken gesteld dat, als de rechtbank met de inhoud van die stukken bekend was geweest, tot vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging was gekomen. De toelichting die in de aanvraag wordt gegeven, voldoet echter niet aan de onder 3.3 genoemde vereisten, zodat de Hoge Raad de aanvraag niet in behandeling kan nemen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. BroekhuizenMeuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 november 2023.