ECLI:NL:HR:2024:744

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
23/04154
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en verdeling van de huwelijksgemeenschap in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het huwelijksvermogensrecht en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. Dit beroep volgde op een eerdere beschikking van de Hoge Raad van 2 juni 2017, waarin een vergelijkbare kwestie werd behandeld. De vrouw betwistte de waardeerbaarheid van een eenmanszaak (café) in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap en stelde dat er onjuist werd omgegaan met de stelplicht en de domeinleer. De vereffenaar, die in zijn hoedanigheid als vereffenaar van de nalatenschap van de erflater optrad, heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het cassatieberoep van de vrouw verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/04154
Datum24 mei 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[de vereffenaar], in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [de erflater],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de vereffenaar,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn beschikking in de zaak 16/04593 van 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:981;
b. de beschikking in de zaak 200.281.543/01 van het gerechtshof Den Haag van 26 juli 2023.
De vrouw heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De vereffenaar heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vrouw heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
24 mei 2024.