Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
17 mei 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Pharmathen Global B.V. en Novartis A.G. Pharmathen, gevestigd te Amstelveen, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 15 november 2022 is gewezen. Novartis, gevestigd in Bazel, Zwitserland, heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Beide partijen hebben geconcludeerd tot verwerping van elkaars beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van Pharmathen over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Het incidentele beroep van Novartis, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft beslist dat Pharmathen in de proceskosten moet worden verwezen, omdat zij in cassatie in het ongelijk is gesteld. Novartis heeft vergoeding van de kosten gevorderd op basis van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en partijen hebben overeenstemming bereikt over de kosten. De Hoge Raad heeft de kosten aan de zijde van Novartis begroot op € 55.000,--, vermeerderd met wettelijke rente indien Pharmathen deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet.