Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 mei 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de verweerders, COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. en RABO GROEN BANK B.V. De zaak betreft een geschil over het recht van hypotheek en erfpacht, waarbij de uitleg van een erfpachtakte centraal staat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het gerechtshof Amsterdam.
De eiser heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof van 28 maart 2023. De verweerders hebben een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij ook E.E. Neele voor de verweerders aanwezig was. De conclusie van de Advocaat-Generaal, W.L. Valk, was om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.