ECLI:NL:HR:2024:708

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23/02272
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het recht van hypotheek en erfpacht in relatie tot de uitleg van een erfpachtakte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de verweerders, COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. en RABO GROEN BANK B.V. De zaak betreft een geschil over het recht van hypotheek en erfpacht, waarbij de uitleg van een erfpachtakte centraal staat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het gerechtshof Amsterdam.

De eiser heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof van 28 maart 2023. De verweerders hebben een verweerschrift ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij ook E.E. Neele voor de verweerders aanwezig was. De conclusie van de Advocaat-Generaal, W.L. Valk, was om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02272
Datum17 mei 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J. de Jong van Lier,
tegen
1. COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
2. RABO GROEN BANK B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: Rabobank c.s.,
advocaat: T.T. van Zanten.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/692168 / HA ZA 20-1091 van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2021 en 16 juni 2021;
b. de arresten in de zaak 200.300.177/01 van het gerechtshof Amsterdam van 12 oktober 2021 en 28 maart 2023.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 28 maart 2023 beroep in cassatie ingesteld.
Rabobank c.s. hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Rabobank c.s. mede door E.E. Neele.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank c.s. begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
17 mei 2024.