Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
23 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 2 november 2021. Het beroep is ingesteld door de klager, vertegenwoordigd door advocaat S.M. Ploegmakers. De zaak betreft een klaagschrift op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot beslag op bankrekeningen en contant geld. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat er geen openbare behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de vereisten van artikel 23.2 Sv. Dit artikel vereist dat het Openbaar Ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers door de raadkamer worden gehoord, tenzij anders is voorgeschreven. De rechtbank heeft in deze zaak geen openbare raadkamerzitting gehouden, wat leidt tot de conclusie dat de klager niet in zijn recht is gedaan. Bovendien is uit het dossier niet gebleken dat de raadsvrouw of de klager heeft ingestemd met een schriftelijke afdoening van het klaagschrift.
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Nederland, zodat deze opnieuw kan worden behandeld en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van een openbare behandeling in het kader van de rechtsbescherming van de klager.