In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Dennestaete en [betrokkene 1] hebben tegen elkaar een procedure gevoerd over een woning die [betrokkene 1] van Dennestaete had gekocht. [betrokkene 1] werd in die procedure bijgestaan door Vlaskamp Advocaten.
(ii) [betrokkene 1] heeft ter verzekering van de door haar gestelde vordering op Dennestaete conservatoir beslag gelegd ten laste van Dennestaete. Ter opheffing van deze beslagen heeft Dennestaete twee bankgaranties gesteld van in totaal € 266.660,--, die konden worden uitgewonnen bij een onherroepelijke uitspraak.
(iii) Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2014, aangevuld bij vonnis van 4 april 2014, is Dennestaete, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling aan [betrokkene 1] van € 230.384,83.
(iv) Hierna heeft [betrokkene 1] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de bank. Vervolgens heeft [betrokkene 1] de bankgaranties geretourneerd, waarna de bank € 266.660,-- onder het executoriaal derdenbeslag ten behoeve van [betrokkene 1] heeft betaald op de bankrekening van [eiser] .
(v) Bij arrest van 9 februari 2016 heeft het gerechtshof Den Haag de hiervoor onder (iii) vermelde vonnissen vernietigd, de vorderingen van [betrokkene 1] afgewezen en [betrokkene 1] veroordeeld, kort gezegd, tot terugbetaling van al hetgeen Dennestaete ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar had voldaan. [betrokkene 1] heeft aan die veroordeling niet voldaan.
(vi) [eiser] heeft in de onderhavige procedure (zie hierna in 2.2) een viertal “overeenkomsten van geldlening” in het geding gebracht, met als partijen [eiser] als schuldeiser en [betrokkene 1] als schuldenaar. Deze zijn gedateerd op respectievelijk 27 december 2011 (hierna: lening 1), 29 juni 2012 (hierna: lening 2), 1 juli 2013 (hierna: lening 3) en 29 april 2014 (hierna: lening 4).
(vii) Artikel 1.2. van die leningen luidt, met enige variatie en samengevat, dat het door [eiser] verstrekte bedrag (gedeeltelijk) is aangewend ter voldoening van de kosten van Vlaskamp Advocaten en andere deskundigen, die Vlaskamp Advocaten in rekening heeft gebracht in de procedure van [betrokkene 1] tegen Dennestaete. In art. 1.2. van lening 4 is nog toegevoegd dat het bedrag tevens zal worden aangewend voor het uitvoeren van noodzakelijke woningverbeteringen aan het pand van [betrokkene 1] .
(viii) Op 23 februari 2016 is [betrokkene 1] op eigen aanvraag failliet verklaard.
(ix) Bij e-mail van 7 april 2016 heeft de advocaat van [eiser] aan de curator van [betrokkene 1] onder meer meegedeeld dat er op 12 augustus 2014 € 266.660,-- van Dennestaete ten behoeve van [betrokkene 1] is voldaan op een rekening van [eiser] , dat [eiser] dat geld dus toen voor [betrokkene 1] hield, dat de opeisbare vordering van [eiser] op [betrokkene 1] op dat moment € 206.599,48 exclusief de contractuele rente van 5% bedroeg, dat dat bedrag toen aan [eiser] is voldaan ter aflossing van de leningen en dat met het resterende bedrag van € 60.060,52 vervolgens op verzoek van [betrokkene 1] betalingen zijn gedaan.
(x) Het faillissement van [betrokkene 1] is op 10 maart 2017 wegens gebrek aan baten opgeheven.
(xi) Dennestaete heeft op 14 augustus 2018 uit kracht van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 februari 2016 executoriaal beslag gelegd onder [eiser] op onder andere alle vorderingen die [betrokkene 1] op [eiser] mocht hebben of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zou verkrijgen. De vordering van Dennestaete op [betrokkene 1] bedroeg toen € 315.127,44 (exclusief P.M.-posten).
(xii) Bij de verklaring derdenbeslag heeft [eiser] verklaard dat er tussen hem en [betrokkene 1] geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan [betrokkene 1] op het tijdstip van het beslag nog iets van [eiser] had te vorderen, te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.