ECLI:NL:HR:2024:666
Hoge Raad
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2024 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een belanghebbende tegen de leden J.A.R. van Eijsden, A.E.H. van der Voort Maarschalk en J. Wortel. De belanghebbende had eerder beroep in cassatie ingesteld in een belastingzaak, geregistreerd onder nummer 23/04695. Op 28 maart 2024 werd de belanghebbende geïnformeerd dat er op 5 april 2024 uitspraak zou worden gedaan in deze zaak. De belanghebbende verzocht om wraking van de genoemde raadsheren, omdat hij meende dat hun voornemen om uitspraak te doen op 5 april 2024 in strijd was met de beginselen van een eerlijke rechtsgang (ABBB en ABBP). De raadsheren gaven aan niet in de wraking te berusten en de belanghebbende werd uitgenodigd om zijn verzoek mondeling toe te lichten op 15 april 2024, maar verscheen niet. De advocaat-generaal heeft afgezien van het nemen van een conclusie.
De Hoge Raad overwoog dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, de Hoge Raad stelde vast dat de door de belanghebbende aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De Hoge Raad wees het wrakingsverzoek af, waarbij werd benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 april 2024.