ECLI:NL:HR:2024:640
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake afvalstoffenheffing en rioolheffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Midden-Groningen. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2019 en de rioolheffing voor het jaar 2020. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, die op haar beurt de beslissingen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had bevestigd. De belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, heeft in cassatie geklaagd over de uitspraak van het Hof, maar de Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geoordeeld dat ze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.