ECLI:NL:HR:2024:636
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 oktober 2023. Het beroep in cassatie was ingesteld onder nummer 23/04642. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 13 januari 2024 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan.
Op 20 februari 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te reageren op het niet betalen van het griffierecht. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten, samen met raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op 19 april 2024.