ECLI:NL:HR:2024:582

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
24/00754
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 november 2023. De Centrale Raad van Beroep had in deze uitspraak de nummers 23/66 AOW, 23/924 AOW en 23/1494 AOW behandeld. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. De griffier van de Centrale Raad van Beroep had op 9 november 2023 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie werd echter pas op 24 januari 2024 bij de Hoge Raad ingediend, wat betekende dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Deze termijn eindigde op 21 december 2023.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie niet tijdig was ingediend, ook niet in de zin van artikel 6:9, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 14 maart 2024 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de termijn was overschreden. De argumenten die de belanghebbende in zijn brief van 18 maart 2024 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat er geen sprake was van verzuim.

Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/00754
Datum12 april 2024
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 november 2023, nrs. 23/66 AOW, 23/924 AOW en 23/1494 AOW [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Centrale Raad van Beroep heeft op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 9 november 2023.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 24 januari 2024 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 21 december 2023. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 14 maart 2024 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 18 maart 2024 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024.