ECLI:NL:HR:2024:578
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Meierijstad. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld. De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en de rioolheffing voor het jaar 2020.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 12 april 2024, waarbij de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.