ECLI:NL:HR:2024:578

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
23/03665
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Meierijstad. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld. De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en de rioolheffing voor het jaar 2020.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 12 april 2024, waarbij de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03665
Datum12 april 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk,
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MEIERIJSTAD, vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2023, nr. 22/00142 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 21/437) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en in de rioolheffing voor het jaar 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024.