ECLI:NL:HR:2024:569

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
23/00795
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over erfgenamen en legitieme portie in erfrechtelijke geschillen

In deze zaak gaat het om een erfgenamenconflict tussen broer en zussen na het overlijden van hun vader. De vader had in zijn testament de twee kinderen onterfd en de derde, [verweerster], benoemd tot enig erfgenaam. In 2016 werd er een schuldbekentenis getekend door de vader, waarin hij verklaarde een bedrag schuldig te zijn aan [verweerster] voor niet-betaalde arbeid en zorg. De rechtbank had de vorderingen van de onterfde kinderen afgewezen, maar het hof vernietigde dit vonnis en kende hen een bedrag toe. De Hoge Raad oordeelt dat het hof te hoge eisen heeft gesteld aan de betwisting van de echtheid van de handtekening op de schuldbekentenis. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00795
Datum12 april 2024
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eiser 1] en [eiseres 2],
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/17/165794 / HA ZA 19-54 van de rechtbank Noord-Nederland van 13 mei 2020 en 21 april 2021;
b. de arresten in de zaak 200.296.380/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 januari 2022 en 29 november 2022.
[eiser 1] en [eiseres 2] hebben tegen het arrest van het hof van 29 november 2022 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaat van [eiser 1] en [eiseres 2] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn broer en zussen van elkaar.
(ii) De moeder van partijen (hierna: moeder) leed in haar laatste levensjaren aan dementie en is in 2012 opgenomen in een verpleeghuis. Vanaf 2006 heeft [verweerster] zorg verleend aan de ouders van partijen en heeft zij ook werkzaamheden in hun huishouding verricht.
(iii) In 2013 heeft de vader van partijen (hierna: vader) zijn laatste testament opgemaakt. Daarin heeft hij [eiser 1] en [eiseres 2] onterfd en [verweerster] benoemd tot zijn enig erfgenaam.
(iv) Moeder is in 2014 overleden. Haar nalatenschap, waarin alle partijen erfgenaam waren, is afgewikkeld.
(v) Vader is in 2018 overleden.
(vi) [eiser 1] en [eiseres 2] hebben een beroep gedaan op hun legitieme portie.
2.1
[eiser 1] en [eiseres 2] vorderen, na wijziging van eis in hoger beroep en voor zover in cassatie van belang, hun legitieme vorderingen vast te stellen op een bedrag van € 52.167,81 per persoon en [verweerster] te veroordelen tot betaling daarvan.
2.2
De rechtbank heeft de in eerste aanleg ingestelde vorderingen afgewezen.
2.3
Het hof [1] heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en heeft [verweerster] (in haar hoedanigheid van erfgenaam van vader) veroordeeld om aan [eiser 1] en [eiseres 2] ieder een bedrag te betalen van € 14.251,53. Het heeft daartoe onder meer overwogen als volgt.
“5.17 [verweerster] heeft bij de rechtbank een boedelbeschrijving ingediend. Uit de globale berekening door [[eiser 1] en [eiseres 2]] van hun legitieme portie in hoger beroep leidt het hof af dat zij de in die beschrijving opgenomen posten niet (langer) betwisten, behalve de daarin opgenomen vordering van [verweerster] op de nalatenschap. (…)”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 3 van het middel klaagt dat de beslissing van het hof, in rov. 5.17, om uit de globale berekening door [eiser 1] en [eiseres 2] van hun legitieme portie in hoger beroep af te leiden dat zij de in die beschrijving opgenomen posten niet (langer) betwisten, onjuist dan wel onbegrijpelijk is.
3.2
Het onderdeel slaagt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.50.
3.3
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2022;
- verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
- compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren A.E.B. ter Heide en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
12 april 2024.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 november 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10233.