ECLI:NL:HR:2024:541

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
24/00224
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in bestuursrechtelijke zaak tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door J.J. Weldam, tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 december 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld. De Rechtbank had zich eerder uitgesproken over een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Werkloosheidswet.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 5 april 2024, waarbij de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/00224
Datum5 april 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door J.J. Weldam,
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN HET UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 december 2023, nr. 22/3204 WW [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. 21/5183) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Werkloosheidswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.