ECLI:NL:HR:2024:534
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X]. Het beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 juni 2023, met nummer 22/1049 MAW-V. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 5 oktober 2023 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. De gegevens van PostNL tonen aan dat deze brief is afgehaald, maar het griffierecht is niet voldaan.
Op 7 november 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen op 7 november 2023, conform artikel 8:36c, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Belanghebbende heeft echter geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om te reageren.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, Awb heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 april 2024.