ECLI:NL:HR:2024:533
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 augustus 2023. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 23 september 2023 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. De gegevens van PostNL gaven aan dat de brief was afgehaald, maar het griffierecht is desondanks niet voldaan.
Op 7 november 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook per e-mail verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Belanghebbende heeft echter geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om te reageren.
Gelet op het voorgaande heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 8:41, lid 6, Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2024.