ECLI:NL:HR:2024:532
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en adresverificatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 augustus 2023, met de nummers 21/1527 WAO, 21/1528 BESLU en 21/1529 BESLU. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 3 oktober 2023 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het griffierecht opnieuw werd opgevraagd via een gewone brief.
Belanghebbende heeft op 28 november 2023 via het webportaal van de Hoge Raad gereageerd op het niet betalen van het griffierecht, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde redenen geen grond vormden om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2024.