Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
5 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiseressen] in cassatie zijn gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een heropeningsverzoek dat door het hof is afgewezen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van de klachten van [eiseressen] over de kennisneming van het heropeningsverzoek. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was dat [eiseressen] niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard in hun cassatieberoep voor zover dit gericht was tegen de kennisneming van bepaalde documenten en dat het cassatieberoep voor het overige zou moeten worden verworpen.
De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseressen] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiseressen] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.