ECLI:NL:HR:2024:525

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
23/01988
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over heropeningsverzoek en ontvankelijkheid van klachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiseressen] in cassatie zijn gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een heropeningsverzoek dat door het hof is afgewezen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van de klachten van [eiseressen] over de kennisneming van het heropeningsverzoek. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was dat [eiseressen] niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard in hun cassatieberoep voor zover dit gericht was tegen de kennisneming van bepaalde documenten en dat het cassatieberoep voor het overige zou moeten worden verworpen.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseressen] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiseressen] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01988
Datum5 april 2024
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiseres 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingplaats],
4. [eiseres 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingplaats],
5. [eiseres 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingplaats],
6. [eiseres 6] B.V.,
gevestigd te [vestigingplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eiseressen],
advocaat: T. van Malssen,
tegen
RAIL SIDE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Rail Side,
advocaten: B.I. Kraaipoel en T.E. Booms.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/16/395696 / HA ZA 15-572 van de rechtbank Midden-Nederland van 2 september 2015 en 25 mei 2016;
b. de arresten in de zaak 200.198.330 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 januari 2018, 20 november 2018, 19 mei 2020 en 28 februari 2023.
[eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof van 28 februari 2023 beroep in cassatie ingesteld.
Rail Side heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [eiseressen] mede door R.M. Andes.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiseressen] in het cassatieberoep voor zover gericht tegen het kennisnemen van het H16 formulier van 7 november 2022, het telefoongesprek van 29 november 2022 en de brief van 1 december 2022, en voor het overige tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rail Side begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseressen] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
5 april 2024.