Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan over de machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel ten aanzien van een doof persoon, hierna betrokkene genoemd. De rechtbank Rotterdam had op 9 augustus 2023 een verzoek van de officier van justitie om deze machtiging behandeld. Betrokkene had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarbij de officier van justitie niet verschenen was en geen verweerschrift had ingediend. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De rechtbank had op 7 augustus 2023 het verzoek van de officier van justitie ontvangen en op 9 augustus 2023 vond de mondelinge behandeling plaats. Tijdens deze behandeling was er geen professionele gebarentolk aanwezig, ondanks pogingen van de rechtbank om een doventolk te regelen. De rechtbank had echter geconstateerd dat betrokkene met behulp van zijn zus en ex-schoonzus, die beiden konden communiceren met gebaren, voldoende in staat was om de vragen van de rechtbank te begrijpen. Dit leidde tot de vraag of de afwezigheid van een professionele gebarentolk in strijd was met het recht op een eerlijk proces.
De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel de aanwezigheid van een professionele tolk in veel gevallen wenselijk is, het in deze specifieke situatie niet noodzakelijk was. De rechtbank had voldoende maatregelen getroffen om te waarborgen dat betrokkene in staat was om zijn zaak te begrijpen en te communiceren. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij werd benadrukt dat de omstandigheden van de zaak en de spoedeisendheid van de crisismaatregel in overweging waren genomen.