ECLI:NL:HR:2024:52

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
23/00738
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over mededelingsplicht bij gezondheidsverklaring in arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak heeft AEGON SCHADEVERZEKERING N.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 29 november 2022 een uitspraak gedaan in een geschil over de mededelingsplicht van een verzekerde bij het invullen van een gezondheidsverklaring in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 april 2021 en eerdere arresten van het hof van 3 mei 2022 en 29 november 2022.

De Hoge Raad heeft de klachten van Aegon over het arrest van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van Aegon niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Aegon verworpen en Aegon veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00738
Datum19 januari 2024
ARREST
In de zaak van
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
EISERES tot cassatie,
hierna: Aegon,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en N.T. Dempsey,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: A.C. van Schaick.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/16/500321 / HA ZA 20-224 van de rechtbank Midden-Nederland van 21 april 2021;
b. de arresten in de zaak 200.297.721 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 mei 2022 en 29 november 2022.
Aegon heeft tegen het arrest van het hof van 29 november 2022 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Aegon mede door L.A. Burwick.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van Aegon hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Aegon in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Aegon deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, H.M. Wattendorff en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
19 januari 2024.