In deze zaak heeft AEGON SCHADEVERZEKERING N.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 29 november 2022 een uitspraak gedaan in een geschil over de mededelingsplicht van een verzekerde bij het invullen van een gezondheidsverklaring in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 april 2021 en eerdere arresten van het hof van 3 mei 2022 en 29 november 2022.
De Hoge Raad heeft de klachten van Aegon over het arrest van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van Aegon niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Aegon verworpen en Aegon veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.