ECLI:NL:HR:2024:508

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
22/02525
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest inzake opzetheling van auto met betrekking tot ontbrekende bewijsmiddelen en verjaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft opzetheling van een auto, waarbij de verdachte in 1979 is geboren. De advocaat van de verdachte, M.R. Mantz, heeft een cassatiemiddel ingediend omdat het hof zijn verkorte uitspraak niet heeft aangevuld met de benodigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad constateert dat de uitspraak van het hof niet voldoet aan de vereisten van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, dat voorschrijft dat een uitspraak de bewijsmiddelen moet bevatten die redengevend zijn voor de bewezenverklaring. Hierdoor kan de uitspraak van het hof niet in stand blijven.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve opgemerkt dat de zaak mogelijk is verjaard, maar dat hierover in cassatie niet is geklaagd. Dit betekent dat de Hoge Raad niet heeft onderzocht of de verjaring is gestuit door daden van vervolging. De Hoge Raad heeft de zaak vernietigd en teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke vereisten voor het aanleveren van bewijsmiddelen in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02525
Datum2 april 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 juli 2003, nummer 22-003779-02, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.R. Mantz, advocaat te Voorburg, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en het vonnis van de politierechter van 14 augustus 2002 en tot het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie in de vervolging.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof zijn verkorte uitspraak niet heeft aangevuld met de bewijsmiddelen die het hof heeft gebruikt.
2.2
Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden, bevindt zich een uitspraak van het hof die niet de bewijsmiddelen bevat. Verder bevindt zich bij die stukken niet een aanvulling als bedoeld in artikel 365a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met daarin de bewijsmiddelen die zijn gebruikt.
2.3
De raadsman van de verdachte heeft op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden verzocht om toezending van die aanvulling. Daarnaar gevraagd, heeft het hof aan de Hoge Raad bericht dat zo’n aanvulling niet is opgemaakt.
2.4
Op grond van artikel 359 leden 3 en 8 Sv moet een uitspraak op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevatten die de feiten en omstandigheden inhouden die redengevend zijn voor de bewezenverklaring. De uitspraak van het hof voldoet niet aan dit vereiste en kan daarom niet in stand blijven.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
2.6
Het vorenstaande leidt ertoe dat de Hoge Raad de uitspraak van het hof zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het gerechtshof Den Haag. Naar aanleiding van de conclusie van de advocaat-generaal merkt de Hoge Raad op dat, gelet op artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), de zaak mogelijk is verjaard. Nu in cassatie niet is geklaagd over de verjaring – die zou (kunnen) zijn ingetreden op een moment voordat de schriftuur is ingediend – heeft de Hoge Raad niet onderzocht of en, zo ja, op welk(e) moment(en) de verjaring is gestuit door daden van vervolging als bedoeld in artikel 72 lid 1 Sr (vgl. HR 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2022). Het is aan het hof na terugwijzing om, mede op basis van wat het openbaar ministerie aanvoert over die (eventuele) stuiting, nader te beoordelen of de verjaring van het recht op strafvervolging is ingetreden.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 april 2024.